Portugese verkleinwoorden: hoe en wat?
Verkleinwoorden maken het leven niet per definitie eenvoudiger maar zijn toch wel handig. Op de foto zie je twee honden. Is dat kleine hondje een “cãozito” of een “cãozinho” of misschien wel een “cachorrinho”? Tja, niet van levensbelang maar wél leuk. Hoe herken je de Portugese verkleinwoorden?
Verkleinwoorden in de Nederlandse en Portugese taal
In het Nederlands denk je dan aan een huisje, boompje, beestje of aan “een blauwtje lopen” of “een groentje zijn”. Een woord als “sprookje” hoor je nooit als sprook, want sproken bestaan niet.
Voor Nederlanders is dit allemaal vanzelfsprekend maar ik heb soms best te doen met buitenlanders (en met Portugezen in het bijzonder) die onze taal moeten leren.
Hotel = hotelletje, koning = koninkje, glas = glaasje, paraplu = parapluutje, bloem = (je mag kiezen) bloempje of bloemetje, ski = skietje maar baby is geen babietje of babytje maar baby’tje
Er zijn natuurlijk best taalregels die het één en ander uitleggen maar de logica is – op het eerste gezicht – ver te zoeken. En daarbij veranderen DE-woorden ineens in HET-woorden zodra het om de kleine versie gaat. Ik bedoel: DE kaas wordt HET kaasje, DE schoen wordt HET schoentje.
Niet dat de Portugese taal zo eenvoudig is voor de niet-Portugezen. Ik weet nog dat ik voor het eerst het woord “aguinha” hoorde en het echt even duurde voordat ik door had dat het gewoon om een “watertje” ging.
De meeste Portugese verkleinwoorden eindigen op -inho of -zinho (mannelijk) en -inha of -zinha (vrouwelijk). Een koffietje is “um cafezinho”. Een bloemetje (of bloempje) is “uma florzinha”. Tot zover best overzichtelijk, toch?
Helaas blijft het daar niet bij. Woorden kunnen ook kleiner gemaakt worden door er andere uitgangen aan vast te plakken: -eco, -eca, -elho, -elha, -ejo, -eja, -ete, -eta, -ito, -ita, -olo, -ola, -ote, -ota, -ete, -eta, -ito en -ita.
Het kan zijn dat deze lijst (dit lijstje) niet volledig is, maar dat lees ik dan wel in de reacties hieronder. 🙂
Pff, moeten we dit echt weten om Portugees te praten en/of te lezen?
Nee hoor, maar ik vind het zelf wel handig. Al voel je wel aan dat “filhinha” of “filhota” het Portugese equivalent is van “dochtertje”, soms zijn woorden wat minder voor de hand liggend.
Zo is een klein dorpje een “aldeola” en een (minderwaardig) krantje een “jornaleco”, een mooi klein paleisje een “palacete” en een lief, klein katje een “gatito”. Krijg je het woord “frangalhote” of “franganote” naar je hoofd geslingerd, dan vinden ze dat je nogal klein en zwak oogt.
“Paizinho” (papaatje) moeten we niet verwarren met “pãozinho” (broodje). O mercado é “pertinho” e tem peixe “fresquinho”. Van levensbelang is het verder niet maar soms zijn bepaalde verkleinwoorden toch wel handig voor het algemene begrip.
“Roodkapje is een sprook” doet toch een beetje denken aan een (rood) spook.
Alleen een Portugees die pas Nederlands aan het leren is zou dat misschien zo kunnen zeggen… 🙂
P.S. Een artikel over Portugese vergrootwoorden kan nu niet uitblijven. Werk in uitvoering..